In 1986 publiceerde Donald Olsen zijn baanbrekende boek The City as a Work of Art. London, Paris, Vienna. Olsen beweerde dat de moderne, 19de-eeuwse metropolen niet alleen aantrekkelijk waren als centra van werkgelegenheid, vermaak en emancipatie, maar ook vanwege hun schoonheid. Nieuwbouw werd onderworpen aan strikte esthetische regimes om een samenhangend stadsbeeld te creëeren. De straat- en pleinwanden en de inrichting van de publieke ruimte, kortom, de stad zélf werd opgevat als een totaal-kunstwerk.
Ook Amsterdam kent een lange traditie van esthetische regie; denk aan de ‘Schoonheidscommissie’ die de uitvoering van Berlages Plan Zuid (1915) begeleidde, maar ook aan de duizenden beschermde rijks- en gemeentemonumenten die de historische schoonheid van de stad bewaren. Tegenwoordig is de Commissie Omgevingskwaliteit verantwoordelijk voor het beoordelen van de kwaliteit van nieuwbouw- en transformatieplannen en is er daarnaast een commissie voor de aanwijzing van monumenten.
In dit college analyseren we de historische en actuele praktijk van esthetische regie van erfgoed en nieuwbouw. Wie bepaalt wat schoonheid is en volgens welke criteria? Wanneer is een gebouw het ‘waard’ om een monument te zijn? Wat is goede nieuwbouw, en hoe kan die respectvol rekening houden met de historische context? Aan de hand van case-studies worden diverse praktijkvoorbeelden van esthetische regie (‘welstand’) onderzocht. Onderdeel van het college is ook het bijwonen van een openbare vergadering van de Commissie Omgevingskwaliteit.
Docent: Petra Brouwer